Samen werken aan een vitaal en gezond landelijk gebied

Een rijke en veerkrachtige natuur, robuust watersysteem, vitaal platteland en ruimte voor een duurzame en sterke landbouw. Dat is waar het kabinet naar streeft met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Om dat te bereiken is een grote transitie nodig. Minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof werkt samen met minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat en minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het NPLG, een programma waarin de te behalen doelen op het gebied van natuur, stikstof, water, bodem en klimaat gezamenlijk en in samenhang worden aangepakt.

Transitie via een gebiedsgerichte aanpak

Ook in de toekomst willen we in een mooi en leefbaar land wonen, werken en voedsel produceren. Hiervoor is nodig dat we beter omgaan met ruimte en natuur en met de inrichting van ons land. De kennis die ons jarenlang heeft geholpen om het landschap aan te passen, helpt ons nu om met een veranderd klimaat te zorgen voor een veilig en gezond leven in Nederland.

In die transitie van het landelijk gebied moeten keuzes worden gemaakt, voor de korte en lange termijn. Keuzes die soms moeilijk zijn, maar die nodig zijn om ook straks in een gezond, veilig en leefbaar land te wonen. Hier hebben we uiteindelijk allemaal baat bij. Overheden werken samen met ondernemers, maatschappelijke organisaties en inwoners aan een toekomstbestendig Nederland. De regie hiervan ligt bij de provincies.

Samen aan de slag

In deze volgende stap in de gebiedsgerichte aanpak werkt het Rijk samen met de andere overheden en partijen in de gebiedsprocessen verder uit hoe de verschillende opgaven en landelijke doelen in een gebied het beste gerealiseerd kunnen worden. Het is maatwerk, want er zijn grote verschillen tussen de gebieden. Wat is waar nodig en wat biedt de beste oplossingen, rekening houdend met de mensen die er wonen en werken? Provincies bepalen samen met waterschappen, gemeenten, sectoren, ondernemers en burgers welke maatregelen en welke middelen nodig zijn om de doelen te halen. Elk van deze partijen heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheden, kennis en expertise. In dit proces wordt een ontwikkeldocument gebruikt, waarmee provincies met ondersteuning van het Rijk de gebiedsgerichte aanpak verder kunnen vormgeven.

Agrarische sector onmisbaar

De agrarische sector is in deze aanpak onmisbaar, vanuit zijn rol als duurzame voedselproducent, beheerder van (agrarische) natuur en landschapselementen en vanuit sociaal-cultureel perspectief. Het is belangrijk dat er voor de agrarische sector bruikbare landbouwgrond is en blijft.

De uitwerking van het NPLG hangt nauw samen met de brief van de minister van LNV over de toekomst van de landbouw en het Landbouwakkoord, met de kabinetsreactie op de uitspraak van de Raad van State over de bouwvrijstelling en met de brief Water en Bodem Sturend van de minister van IenW. In de reactie op de uitspraak over de bouwvrijstelling beschrijft het kabinet een aanpak om op korte termijn een forse reductie van de stikstofneerslag te realiseren om zo natuur te herstellen, PAS-melders te legaliseren en economische ontwikkeling weer mogelijk te maken en te zorgen voor een eenvoudiger en meer robuuste manier van vergunningverlening op basis van de Wet natuurbescherming.

Regionale uitwerking van de doelen en planning van de gebiedsprocessen

Op 9 december 2022 stuurt het ministerie van BZK de zogeheten NOVEX startpakketten over de ruimtelijke opgaven naar de provincies zodat zij de ruimtelijke puzzel kunnen leggen waarin verschillende opgaven samen komen. Het NPLG is daar onderdeel van.

De richtinggevende regionale vertaling van enkele nationale doelen voor natuur (concretisering van areaal- en verbeteropgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn) en klimaat (reductieopgave broeikasgassen landbouw) uit het NPLG worden met de medeoverheden in de gebiedsprocessen bepaald en begin 2023 bekend gemaakt.

Voor de gebiedsgerichte aanpak heeft het kabinet € 24,3 miljard gereserveerd in het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur.

Uiterlijk 1 juli 2023 komen de provincies met een eerste toetsbare versie van het gebiedsprogramma waarbij het van belang is dat voor het hele landelijke gebied een aantal hoofdkeuzes zijn voorbereid. Maar op 1 juli kan en hoeft niet alles al compleet te zijn uitgewerkt. De gebiedsprogramma’s worden gezamenlijk over een langere periode uitgewerkt, met aandacht voor reflectie, inbreng van nieuwe kennis en leren van elkaar.