Financiering aanpak onderwijsachterstanden

Gemeenten en scholen krijgen geld van de Rijksoverheid om voorschoolse en vroegschoolse educatie (vve) aan te bieden. De overheid verdeelt dat geld sinds 2019 volgens een nieuwe methode. Die gaat ervan uit dat het risico op onderwijsachterstanden te maken heeft met omgevingskenmerken.

Financiering voorschoolse educatie

De Rijksoverheid geeft gemeenten geld voor voorschoolse educatie op de kinderopvang. In 2021 ongeveer € 520 miljoen. Sinds 1 januari 2019 is daarvoor een nieuwe methode.

Het minimale bedrag voor een gemeente is € 64.000. Dat is genoeg om 8 kinderen voorschools onderwijs te geven. Gemeenten krijgen het geld wanneer er in ieder geval 1 kind is dat voorschools onderwijs nodig heeft.

Financiering vroegschoolse educatie en onderwijsachterstand op de basisschool

De Rijksoverheid geeft scholen geld voor de aanpak van onderwijsachterstand op de basisschool. Tot en met het schooljaar 2018/2019 gebeurde dat volgens de ‘gewichtenregeling’. Het opleidingsniveau van de ouders of verzorgers bepaalde het gewicht dat een school toekent aan een leerling. En het gewicht bepaalde of de school voor dat kind extra geld kreeg.

De Rijksoverheid gebruikt sinds 1 augustus 2019 een nieuwe methode. Die voorkomt fouten van scholen. En er is minder administratie nodig. Bij de verdeling van het geld gaat het Rijk uit van meer actuele cijfers en beter bepalende kenmerken.

In de nieuwe methode bepalen kenmerken van risico’s op onderwijsachterstand hoe de Rijksoverheid het geld verdeelt. In totaal krijgen scholen € 332 miljoen uit de lumpsum. Het CBS doet hiervoor de berekening en berekent een achterstandsscore voor elke school of gemeente. Scholen hoeven het opleidingsniveau van de ouders niet meer zelf bij te houden.

De achterstandsscore van een school of gemeente is een andere score dan de schoolgewichten die CBS berekent voor de inspectie.

Bepalende kenmerken in de nieuwe onderwijsachterstandenregeling

Het CBS onderzocht wanneer een kind een onderwijsachterstand kan oplopen. Er zijn 5 belangrijke kenmerken:

  • het opleidingsniveau van beide ouders;
  • het herkomstland van de moeder;
  • de verblijfsduur van de moeder in Nederland;
  • het gemiddelde opleidingsniveau van alle moeders op de school;
  • of de ouders in de schuldsanering zitten.

Fluctuaties in achterstandscores van scholen

De Rijksoverheid geeft besturen van basisscholen ieder jaar geld om achterstanden te voorkomen en tegen te gaan. Hiervoor gebruikt de Rijksoverheid de onderwijsachterstandenindicator van het CBS. De scholen krijgen de bedragen op bestuursniveau betaald. Die bedragen kunnen elk jaar stijgen of dalen (fluctueren). In de brochure Fluctuaties in achterstandscores van scholen staat hoe wordt bepaald hoeveel geld scholen krijgen en hoe fluctuaties gebeuren.

Meer informatie over de CBS-indicator kunt u vinden op de website van het CBS.

Overgangsregeling voor scholen en gemeenten

Door de nieuwe regeling wordt het geld voor de aanpak van onderwijsachterstand anders verdeeld. Sommige scholen en gemeenten krijgen meer geld. Andere scholen en gemeenten krijgen juist minder. Daarom komt er een overgangsregeling, waarbij de uitkering in 3 gelijke stappen daalt:

  1. In het 1e jaar wordt het verschil tussen het oude en nieuwe budget voor 75% meegenomen.
  2. In het 2e jaar wordt het verschil tussen het oude en nieuwe budget voor 50% meegenomen.
  3. In het 3e jaar wordt het verschil tussen het oude en nieuwe budget voor 25% meegenomen.

In het 4e jaar is het budget gebaseerd op de nieuwe regeling.