Rede van Fryslân door minister Schouten

Rede van Fryslân door minister Schouten op 8 oktober 2020. Alleen het gesproken woord geldt.

Rju achte Kommissaris, kolleezjeleden, steateleden en oare sjoggers!

Als u dit hebt verstaan, is dat een hele opluchting. Het betekent namelijk 1). dat de verbinding in orde is en 2). dat mijn poging om een beetje Fries te spreken geslaagd is. Maar ik ben Gerrit Hiemstra niet, en daarom zal ik deze Rede vervolgen in de ándere officiële taal van Nederland – het Nederlands.

Dames en heren,

U hebt mij de eervolle opdracht gegeven om mijn licht te laten schijnen over Friesland en over u, de Friezen. Het is een gemis dat ik u daarbij niet in de ogen kan kijken. Wel vind ik het een mooi idee dat ik met deze live verbinding bij heel veel Friezen tegelijk over de vloer kom. Ondanks de afstand geeft dat toch iets huiselijks.

Ik ben in ieder geval blij met de creatieve oplossing die de provincie heeft gevonden voor deze Rede. Het politieke verkeer tussen Den Haag en Friesland verloopt wel vaker wat onconventioneel. Zo stelde de Tweede Kamer in 1954 zelfs de behandeling van de landbouwbegroting uit, omdat de minister van Landbouw per se in Friesland wilde zijn. U vraagt zich misschien af wat de dringende reden voor de minister was. Nou, hij wilde voor de 2e keer in zijn leven de Elfstedentocht schaatsen. We hebben het over Sicco Mansholt.

Dat waren andere tijden, in vele opzichten.

Friesland moderniseerde en de landbouw wisselde van gedaante. Maar ook de samenleving van die jaren voelt inmiddels als een ander land. Nu staan we opnieuw aan de vooravond van grote ontwikkelingen. We zijn een land in transitie. We formuleren antwoorden op klimaatverandering en werken verder aan kringlooplandbouw. Dat is een weerbare landbouw die klappen kan opvangen, in balans is met de natuur en ook de positie van de boer verbetert.

Tegelijkertijd zien we dat de politiek en de samenleving zich op een nieuwe manier tot elkaar zijn gaan verhouden. Soms wringt en schuurt dat, soms is er opeens ruimte voor een andere aanpak.

Hoe voorkomen we dat bij al deze veranderingen overheid en samenleving elkaar verliezen? Hoe zorgen we ervoor dat mensen zich gehoord blijven voelen? Hoe kunnen we verbetering van de natuur bereiken en tegelijk nieuw perspectief voor de landbouw ontwikkelen? Daar wil ik het over hebben in deze Rede.

Friesland liep in het verleden vaak in de voorste linie van de landbouwontwikkelingen. Neem nou Siebe Peenstra, boer in Oldeboorn en later in Wommels. Op zijn trouwdag in 1947 begon hij met een dagboek over het boerenambacht en het boerenleven. Vorig jaar overleed hij, bijna 96 jaar oud.

Zijn dagboekaantekeningen verwerkte Tialda Hoogeveen in haar boek De Geur van Hooi. Dit boek verscheen deze zomer. Het is de levensbeschrijving van een vooruitstrevende Friese boer, maar staat tegelijk ook voor de ontwikkeling van de hele naoorlogse landbouw in Nederland.

Het verhaal voert langs de melkmachine die bij Siebe Peenstra in 1949 een einde maakte aan het melken met de hand, langs paarden die plaatsmaakten voor trekkers, langs Holstein-Frisians die melkrecord na melkrecord vestigden, langs ruilverkavelingen en langs de tientallen dorpscoöperaties die opgingen in de bekende zuivelreus die de Friese vlag over de hele wereld liet wapperen.

Het ging Siebe Peenstra voor de wind, hij voelde zijn tijd goed aan. Maar hij begon ook dingen te missen.

Elk jaar stapte hij met vrienden het veld in om kievitseieren te rapen. En elk jaar viel het hem op dat er steeds minder weidevogels te zien en te horen waren. Dat raakte hem.

Toen Siebe Peenstra in 1985 stopte met boeren, merkte hij op dat het boerenleven aan nóg iets had ingeboet: gemoedelijkheid. Een overzichtelijke samenleving was getransformeerd tot een wereld van schaalvergroting.

Wat er in Friesland gebeurde, voltrok zich overal. Met kunstmest, waterbeheer, opleidingen en machines stuurde de landelijke en Europese overheid op steeds hogere productie. Een vrij uniform verandermodel dat tot indrukwekkende resultaten leidde, zeker in ons land.

De opbrengsten van de landbouw waren overvloedig. Maar tegelijk leverde de natuur in en kwam de leefwijze van het platteland onder druk te staan.

Zouden er nu nog boeren zijn die net als Siebe een dagboek bijhouden? Ik weet het niet. Maar sociale media zijn er wel. En ook de persoonlijke verhalen die boeren mij vertellen, spreken boekdelen. Die gaan over de liefde voor het boerenwerk en over de lol in het ondernemen. Maar steeds vaker ook over het gevoel van klem zitten, tussen ambities, overheid en banken. Over besluiten van het ministerie die heel direct neerslaan op het boerenerf. Over de last van miljoenenschulden, vaak al op jonge leeftijd. Over de steun van burgers, maar ook over hun kritiek en argwaan.

Deze mix van gevoelens leverde het afgelopen jaar veel nieuwe brandstof voor de polarisatie van het landbouwdebat. Ook in Friesland hebt u dat ervaren. Boeren kwamen in het middelpunt van de maatschappelijke aandacht te staan. De winst daarvan is dat Nederlanders beter zijn gaan begrijpen dat de toekomst van de boer de héle samenleving aangaat.

Maar de polarisatie houdt ook een gevaar in, en dat is dat de overheid en de samenleving elkaar kwijtraken. Die dreiging wordt alleen maar groter nu de ruimte in Nederland steeds meer een strijdpunt wordt, een sociale kwestie. We benutten elke vierkante meter in ons kleine land. We willen er van alles: wonen, werken, landbouw bedrijven, energie opwekken, natuur onderhouden en recreëren. En daarbij zitten we elkaar steeds vaker in de weg. Of vragen we te veel van de natuur. We moeten keuzes maken.

Ruimte ligt als een belangrijk onderwerp straks op tafel bij de kabinetsformatie. Het is goed dat daar veel meer aandacht voor komt. Wat we nodig hebben, is een breed gedragen visie op ruimte. Want de kwestie ruimte is veel meer dan planologie, veel meer dan vanuit Den Haag de koek verdelen. We moeten oog hebben voor wat ruimte betekent voor specifieke groepen en voor hun manier van leven. Dat krijgen Rijk en regio alleen samen goed in beeld. Alleen dan ontstaat er een complete visie op ruimte: overzicht en close-up tegelijk.

De les van de stikstofcrisis is hoe ingewikkeld het is om van bovenaf te sturen. En hoe frustrerend dat kan zijn voor wie vooruit wil. Zoals de boer die een moderne stal wil, omdat hij daarmee veel minder stikstof uitstoot, maar de bouwvergunning juridisch niet rondkrijgt. Het voelt soms als Kafka in de polder. Ik snap het wel als mensen zeggen: beste overheid, wat wíl je nou eigenlijk?

U mag best weten dat ook ikzelf enorm geworsteld heb met dit soort vragen. Juist ook in het stikstofdossier. Daar komen zoveel vragen samen en zijn er zoveel belangen om af te wegen ... Wat is dan het juiste om te doen? En welke speelruimte is er nog - binnen de juridische kaders - voor nieuwe initiatieven, creatieve experimenten en inbreng van onderaf?

Die inbreng is belangrijk, want als mensen het gevoel hebben dat ze niets meer hebben in te brengen, verliezen ze het vertrouwen in de overheid. Dat speelt zeker bij mensen die van zichzelf niet zo assertief zijn en ook de weg naar de politiek niet zo gemakkelijk weten te vinden. Als zij naar hun gevoel niets meer te zeggen hebben over hun eigen leven, zie je vaak twee reacties. Of ze blijven achter in verbittering, of ze komen in opstand. En zo komen we alleen maar verder van elkaar te staan.

Wat ik ook zie gebeuren, is dat zulke mensen worden overvleugeld door partijen die wél de weg naar Den Haag weten te vinden en die wél de codes van de Haagse tafels kennen. Daarbij wreekt het zich ook dat vele traditionele tussenlagen in de belangenvertegenwoordiging de laatste jaren zijn weggevallen of afgebroken. Vroeger konden die de collectieve belangen op de agenda zetten. Nederland is het polderen een beetje verleerd, en er heeft zich nog geen werkbaar alternatief aangediend.

Toch vind ik dat de overheid het aan de samenleving verplicht is om telkens op zoek te gaan naar die mensen die niet vanzelfsprekend een plek hebben in de politieke arena. Mensen die zich afvragen: wie komt er voor mij op? Wie ziet mij nog staan? Is er voor mij nog plek? Mensen die niet de mondigheid en handigheid hebben om hun initiatief zelf door de ambtelijke molen te krijgen. Zij vormen overigens de overgrote meerderheid. Hen blijven betrekken is een democratische verplichting, maar ook een pragmatische. Want anders verliezen we de enorme potentie en energie van onderop.

Dames en heren,

Gelukkig zie ik ook hoe het wél kan. Als oplossingen van onderaf ontstaan, op basis van kennis en praktijkervaring, zie je dat mensen aanhaken en hard gaan lopen. Dan voelen ze dat ze ook echt invloed hebben en er zelf iets uit kunnen halen.

Een prachtig voorbeeld vormen natuurlijk de 7 veehouders van Schiermonnikoog, die in de problemen kwamen doordat hun ecologische voetafdruk op de eilandnatuur te groot werd. Ze verenigden zich en zochten partners die ze eerder als het andere kamp hadden gezien: natuurorganisaties, overheden en de bank.

Deze boeren van Schier doen iets ongewoons. Ze leveren vrijwillig een 3e van hun veestapel in, waardoor er minder stikstof neerslaat in de natuur. Een gezamenlijke zuivelcoöperatie wordt een nieuwe bron van inkomsten. Maar ook een bron van trots.

Wie het proces op Schier volgt, weet dat het niet gemakkelijk gaat. Maar het toont ook wat er kan gebeuren als oplossingen lokaal worden gezocht, als de overheid vertrouwen en ruimte geeft voor experimenten. Als de landelijke overheid niet begint met oplossingen aandragen, maar met vragen stellen. En luisteren. Beste mensen, wat werkt voor jullie? Wat heeft jullie regio nodig? En hoe kunnen wij als overheid daarbij helpen?

Dat is ook de benadering achter de vele Regio Deals die het Rijk de afgelopen jaren heeft gesloten met regio’s door het hele land. Regio Deals zijn investeringen in plannen waar de regio zelf mee komt, omdat mensen lokaal het beste weten hoe ze verder kunnen komen. Daarom sluiten Regio Deals aan op het unieke en het eigene van de regio. Friesland heeft heel andere uitdagingen dan Limburg of bijvoorbeeld Moerwijk, hier in Den Haag. De tijd is voorbij van ‘one size fits all’. Ik vind daarom dat een volgend kabinet verder moet gaan met de Regio Deals. Sterker nog, van mij mogen er best nog wat meer Regio Deals komen.

De benadering van de Regio Deal doet ook een beroep op eigenschappen die van nature niet de sterkste kant van de politiek zijn: loslaten, flexibiliteit en durf tonen. Het is een zoektocht naar een nieuw evenwicht tussen vrijheid en gemeenschappelijkheid. Dat evenwicht ontstaat als mensen elkaar aan tafel weten te vinden. Want daar kijken mensen elkaar in de ogen, ontdekken ze raakvlakken en geven ze elkaar de hand – tenminste, buiten coronatijd. Daar krijgen mensen weer het gevoel van zeggenschap over hun eigen leven, in hun eigen leefomgeving.

3 van de Regio Deals die de afgelopen jaren werden afgesloten gaan Friesland aan. Deze Regio Deals bestrijken de volle breedte van het Friese leven: natuurinclusieve landbouw, scholing, landschap, werk en toerisme. Inwoners van Zuidoost-Friesland krijgen bijvoorbeeld hulp bij het opzetten van een energiecoöperatie en in Noordoost-Friesland worden de bouw- en metaalsector versterkt, met meer werkgelegenheid als doel.

Trouwens, als je het initiatief toevertrouwt aan de mensen in de regio, moet je wel tegen verrassingen kunnen. Want wie bedenkt het nou om een zeedijk door te breken? Dat krijg je als Rijk gewoon niet verzonnen. Maar de lokale gemeenschap van Holwerd wel, en ze wisten te overtuigen. Want een open verbinding met de Waddenzee biedt nieuwe kansen voor onder andere vissen, vogels, recreatie en toerisme. Het Rijk leverde via de Regiodeal niet alleen een financiële bijdrage aan het project ‘Holwerd aan Zee’, maar bevordert ook de integrale benadering en de samenwerking tussen de verschillende betrokken departementen. Het is een mooi voorbeeld van wat er mogelijk is als mensen zelf iets te zeggen krijgen over de invulling van de ruimte.

Lokale oplossingen hebben als bijkomstig voordeel dat ze een uitweg kunnen bieden uit polarisatie. Denk aan de veenweidegebieden in uw provincie. Ik begrijp de boeren daar heel goed. Ze zijn gehecht aan het land dat hun familie al jaren gebruikt en willen er rendabel werken. Tegelijk blijft de bodem van de veenweiden dalen en oxideert het veen, waarbij veel CO2 vrijkomt. In dit landschap verharden de tegenstellingen heel gemakkelijk. Dan word je bijna gedwongen om te kiezen. Voor veeteelt óf voor veenbehoud. Voor pompen óf voor onder water zetten. Dan komen Friezen tegenover Friezen te staan.

Ik waardeer het dat Friesland niet meegaat in die dynamiek van polarisatie, maar coalities vormt die juist alle belangen rond het veenweidegebied bij elkaar brengt: waterhuishouding, natuur, landbouw, recreatie en bewoning. Dat voorkomt natuurlijk niet dat er ingewikkelde keuzes gemaakt moeten worden. Ik kijk daarom ook met veel interesse naar de Friese veenweidevisie die volgende maand verschijnt.

Wie problemen van onderaf beschouwt, kijkt naar wat er wél mogelijk is. Dan zijn boeren niet langer het probleem, maar worden ze deel van de oplossing. Dan kunnen ze bijvoorbeeld een vergoeding krijgen voor een andere manier van werken of voor natuurbeheer. Denk aan het initiatief Valuta voor Veen, waarbij boeren geld krijgen voor CO2 ­die ze in de grond houden.

Denk ook aan het plan van oud-burgemeester Ferd Crone en andere Friese bestuurders om een pak melk in Friesland een paar centen duurder te maken. Met dat geld kunnen boeren werken aan een biodivers landschap, waar de grutto zich thuis voelt, en in zijn gevolg veel meer weidevogels. Op deze manier kunnen consumenten zelf het Friese landschap rijker maken, door melk te drinken. Andere regio’s zullen daardoor geprikkeld worden: wat Friesland kan, kunnen wij ook.

Dames en heren,

In Den Haag beginnen partijen al warm te draaien voor de verkiezingscampagne, hoe ingewikkeld dat ook is tijdens deze coronacrisis. Zoals ik al zei, de verdeling van de schaarse ruimte zal daarbij een belangrijke kwestie worden. Dat moet geen handjeklap worden, waarbij de grootste stem en de diepste zakken aan het langste eind trekken. Want de ruimte van het platteland is niet zomaar een economisch goed of een geografische eenheid, het is landelijk gebied, een omgeving waarin mensen ervaren dat er plek is voor hun manier van leven en voor hun waarden.

En daarom zeg ik tegen u, beste Friezen: koester die waarden. Velen hebben al hun hoofd gebroken over het geheim van Friesland. De Friese paradox, die inhoudt dat Friezen gemiddeld gesproken economisch minder welvarend zijn, maar toch gelukkiger dan elders.

Rust en ruimte, gemeenschapsgevoel, eigenheid en gelijkheid: typisch Friese ingrediënten die de rest van Nederland eraan herinneren dat er méér is dan economische welvaart.

Omdat u mij gevraagd hebt om u een spiegel voor te houden, wil ik u vragen heel zelfbewust in die spiegel te kijken. Daar ziet u een provincie die alles in zich heeft om opnieuw voor de troepen uit te lopen.

De komende jaren worden het decennium van de regio. Ik zie Friesland daarbij als het voorland van Nederland. U kunt als geen ander de kracht van de regio mobiliseren, door initiatieven van onderop aan te pakken en mensen samen te brengen. Ik vraag u dan ook om bij het Rijk aan te blijven kloppen. Om te vertellen wat u nodig hebt, en wat u belemmert.

‘Oké’, hoor ik nu de nuchtere Fries zeggen tegen zijn eigen spiegelbeeld. ‘Laten we niet overdrijven. De Friese mienskip is toch geen duizenddingendoekje voor allerlei maatschappelijke problemen? Nee, maar de mienskip is wel een kostbaar startpunt om u opnieuw te oriënteren op wat het betekent om een samenleving te zijn.

Dames en heren,

Boer Siebe Peenstra had geen opvolgers. Maar in zijn familie zijn er nog verschillende boeren. Naast de boerderij waar hij in 1947 begon, hebben neef Geert en diens zoon Jitze een biologisch boerenbedrijf met vleeskoeien van het Japanse Wagyu-ras. Weidevogelboeren zijn ze; op hun land broeden veldleeuweriken en watersnippen en in een kruidenstrook foerageren putters. Een kleurrijk symbool voor de mooie toekomst van Friesland als landbouwprovincie, samen met de natuur.
 

Dames en heren,

Onder gewone omstandigheden zouden we nu in de Friese Statenzaal zijn. Dan zou ik nu opkijken naar de publieke tribune. Daar zou ik boven uw hoofden een Fries spreekwoord kunnen lezen. Een spreekwoord dat u als Friezen oproept om in actie te komen, en tegelijkertijd mij oproept om deze Rede af te sluiten.

It is mei sizzen net te dwaan.

Inderdaad, met praten alleen kom je er niet. Aan de slag!

Dank u wel.