Samenwerken om het geweld tegen vrouwen en meisjes te bestrijden: een wereldwijde uitdaging
Ministeries
Geweld tegen vrouwen en meisjes is een wereldwijd probleem. Nederland werkt samen met verschillende landen om het te bestrijden. Ook Nederland zelf moet in de aanpak van bijvoorbeeld femicide een hoop verbeteren.
Eén op de drie vrouwen krijgt wereldwijd te maken met verkrachting of seksuele intimidatie, blijkt uit onderzoek van de Verenigde Naties. Maar dat is niet de enige vorm van geweld tegen vrouwen. Neem femicide, een verzamelterm waarbij, kort gezegd, vrouwen worden vermoord vanwege hun vrouw-zijn. Ook in Nederland, dat zich actief hard maakt tegen geweld tegen vrouwen en meisjes, wordt nog altijd elke acht dagen een vrouw vermoord. De moordenaar is bijna altijd hun (ex)partner. Het is een uitdaging waar we wereldwijd voor staan.
Op 25 november is het de Internationale Dag tegen Geweld tegen Vrouwen en Meisjes. Dan start ook de jaarlijkse VN-campagne Orange the World. Deze campagne eindigt op 10 december, de Internationale Dag van de Rechten van de Mens. Thema van de campagne is dit jaar digitaal geweld tegen vrouwen.
Digitaal geweld tegen vrouwen
‘Digitale middelen geven mogelijkheden voor nieuwe vormen van geweld tegen vrouwen’, zegt Nils Mollema, senior beleidsmedewerker vrouwenrechten en gendergelijkheid bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘Dan hebben we het over online intimidatie en stalking en het maken van deepfake video’s met behulp van AI.’
Of het geweld tegen vrouwen in het algemeen toeneemt is lastig te zeggen. Afnemen doet het niet. In 2023 werden er wereldwijd 85 duizend vrouwen vermoord vanwege hun vrouw-zijn. Nederland stelt de komende vijf jaar 115 miljoen euro beschikbaar voor projecten die geweld tegen vrouwen en meisjes bestrijden.
Seksueel geweld in conflictsituaties
Wat wereldwijd zeker toeneemt is seksueel geweld tegen vrouwen in conflictsituaties, zoals momenteel in Soedan, maar ook in Oekraïne en Gaza. In 2024 nam dit met 25% toe ten opzichte van 2023. Vrouwen en meisjes worden onevenredig hard geraakt door conflicten.
‘Seksueel geweld in conflicten is al heel lang een veelgebruikte manier van oorlogsvoering om gemeenschappen te ontwrichten’, zegt Louise van Gend, senior beleidsmedewerker Vrouwen, Vrede en Veiligheid bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. 'Het wordt niet alleen gebruikt tegen vrouwen en meisjes, maar vrouwen en meisjes worden wel veel vaker slachtoffer - 92% van hen is vrouw.'
Het verdrag van Istanbul heeft als doel geweld tegen vrouwen te voorkomen, slachtoffers te ondersteunen en daders te straffen.
Verdrag van Istanbul
Nederland zet zich in voor meer landen om het verdrag van Istanbul te ratificeren. Dit verdrag van de Raad van Europa werd in 2011 aangenomen en trad in 2014 in werking. Het heeft als doel geweld tegen vrouwen te voorkomen, slachtoffers te ondersteunen en daders te straffen.
‘Afrika en Zuid-Amerika kennen soortgelijke verdragen’, vertelt Nils Mollema. ‘Deze geven een duidelijke basis en we kunnen daardoor internationaal met andere landen en lokale organisaties hele praktische gesprekken voeren. Bijvoorbeeld over betere psychische en lichamelijke zorg voor vrouwen die slachtoffer zijn van geweld.’
‘Verbetering van de toegang tot juridische bijstand is nog zoiets waar we ons als Nederland voor inzetten. En in Kenia ondersteunen we bewustwordingscampagnes die zich richt op mannen en jongens. Daarin gaan mannen in gesprek over een fenomeen als toxische masculiniteit, maar ook wat consent is bij seksueel contact.’
Lokale initiatieven
Als het gaat om geweld tegen vrouwen in conflictgebieden steunt Nederland vervolging van daders en de ondersteuning van overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld. Ook hier zijn de oplossingen vaak erg praktisch, vertelt Louise van Gend.
‘In Oekraïne ondersteunt Nederland het Ukrainian’s Women’s Fund, het grootste vrouwenfonds van Oekraïne. Zij kijken heel specifiek op lokaal niveau wat een gemeenschap nodig heeft op het gebied van (sociale) veiligheid, en ondersteunen lokale initiatieven. En ze werken met en voor groepen die normaal gesproken worden uitgesloten, zoals vrouwelijke veteranen, weduwes, ontheemden, en families van de mannen aan het front. Ook kijken zij breder naar het aspect veiligheid, en nemen hier ook sociale aspecten in mee.’
Van Gend: ‘Veel vrouwen worstelen met extra verantwoordelijkheden en druk omdat mannen aan het front zijn. De vrouwen houden het land en de economie draaiende en daarnaast staan ze er alleen voor thuis.’
Verandering door gezamenlijke initiatieven
Daarnaast zet Nederland in het buitenland in op het versterken van vrouwelijke leiders binnen hun gemeenschap, zoals bijvoorbeeld met het Women Leadership Programme (WLP). Het WLP richt zich op het verstevigen van vrouwelijke leiders in de Arabische regio.
Volgens een van de deelnemers, de Jordaanse Haneen Bitar, zijn deze programma’s cruciaal: ‘Echte verandering om geweld tegen vrouwen te stoppen begint bij gezamenlijke initiatieven zoals bijeenkomsten waar ervaringen uitgewisseld worden, mensen zich gehoord, gezien en gesteund voelen. Dan kom je uit bij maatschappelijke organisaties. Lokaal, nationaal, internationaal, klein, groot.’ Haneen is senior advisor voor International Center for not-fot-profit Law (ICNL), een organisatie die zich inzet voor juridische hulp voor kwetsbare mensen.
Genderbased violence (GBV) is wereldwijd een serieus probleem, dat volgens Haneen aan de wortel moet worden aangepakt. Landen moeten hiervoor samenwerken. ‘Een super belangrijke rol ligt bij leiders in lokale gemeenschappen. Daar ligt de sleutel. Het hoeven geen supermensen met bepaalde opleidingen of kwalificaties te zijn, maar (jonge) vrouwen die een duidelijk doel hebben, een manier om anderen te bereiken, een teamspeler zijn, iedereen kunnen betrekken en met nieuwe ideeën komen. Zij hebben een duw- én trekkracht om binnen de gemeenschap een positieve rol te spelen. Die anderen laten zien en voelen: je bent niet alleen!’
Geweld tegen vrouwen en meisjes in Nederland
Het thema geweld tegen vrouwen kwam dit jaar ook in Nederland volop in de aandacht. De zeventienjarige Lisa werd vlakbij Amsterdam vermoord toen ze in de nacht van 19 op 20 augustus naar huis fietste. Het fietspad waar ze werd aangevallen bleek al jaren voor vrouwen een onveilige, slecht verlichte plek te zijn.
Dit leidde tot een publiek debat over de bescherming van vrouwen en meisjes en tot de campagne ‘Wij Eisen De Nacht Op’. Dit en het dalen van Nederland van plaats 28 in 2024 naar plaats 43 in 2025 in de lijst van het Annual Global Gender Gap Report is Nederland, maakt duidelijk dat er ook in Nederland nog veel te leren valt.
Mollema: ‘Dat is een goed aanknopingspunt voor internationale gesprekken. Het helpt namelijk als gesprekken op gelijkwaardige basis gevoerd worden. We komen niet langs om te zeggen hoe het moet, maar juist om met elkaar te bedenken hoe we vooruit kunnen, samen.’
Nederland kan leren van bijvoorbeeld Mexico, waar speciale openbaar ministeries die zich uitsluitend bezighouden met het onderzoeken van vrouwenmoorden en misdrijven tegen vrouwen.
Speciaal opgeleide aanklagers
Mollema en Van Gend noemen Mexico als een inspirerend voorbeeld. ‘In 19 van de 32 deelstaten in Mexico bestaan speciale openbaar ministeries die zich uitsluitend bezighouden met het onderzoeken van vrouwenmoorden en misdrijven tegen vrouwen,’ zegt Mollema. ‘Deelstaten zonder dergelijk speciaal opgeleid personeel hebben vaak onvoldoende begrip van vrouwenmoord. Juist mensen die veel weten van vrouwenmoord kunnen beter en succesvoller daders vervolgen.’
Het goede gesprek over onze ervaringen en lessen voeren is van groot belang, net als de steun van Nederland in het buitenland voor lokale initiatieven om geweld tegen vrouwen te voorkomen en slachtoffers te ondersteunen. 'Alleen door samenwerking kunnen we wereldwijd het geweld tegen vrouwen aanpakken', concludeert Louise van Gend.