Hoe Mozambique en zuidelijk Afrika langzaam grip krijgen op hiv
Ministeries
Wereldaidsdag herinnert ons eraan dat het wereldwijde gevecht tegen hiv geen verleden tijd is. In Mozambique en zuidelijk Afrika blijft het tegengaan van hiv en aids belangrijk. Terwijl nieuwe medicijnen hoop brengen, trekken donoren zich juist terug. Maar precies daar, zegt João Chongo, beleidsmedewerker op de Nederlandse ambassade in Maputo, blijft één keuze over: niet opgeven. Juist nu niet.
João werkt al ruim vijftien jaar in de hiv-bestrijding: bij UNAIDS, bij WHO, bij lokale organisaties. Sinds drie jaar doet hij dat vanaf de Nederlandse ambassade. ‘Dat is een hele andere rol. Veel minder technisch dan ik gewend was,’ zegt hij. ‘Je ziet van dichtbij hoe politieke keuzes ver weg bepalen of ideeën werkelijkheid worden. Ik ben trots dat in Nederland de keuze is gemaakt om te blijven inzetten op hiv-bestrijding.’
Want die keuzes staan onder druk. In de hele regio is minder geld beschikbaar voor hiv-programma’s. Dat raakt landen als Mozambique, hard. Het betekent in de praktijk: minder voorlichting, minder testen, minder medicatieverstrekking, en dus meer hiv-infecties.
‘Er wordt dan gezegd dat we geld efficiënter moeten gebruiken,’ zegt João. ‘Maar het voelt soms alsof je een familie van twintig moet voeden met één klein cakeje. Je kunt het netjes snijden, maar niemand heeft genoeg.'
Vooruitgang
In Eswatini, net over de grens, is moeder-kindinfectie van hiv bijna verdwenen. In Mozambique is de toegang tot hiv-behandeling sterk toegenomen. PrEP-pillen, die hiv voorkomen, zijn beschikbaar. Nieuwe middelen zoals lenacapavir bieden bescherming met slechts twee injecties per jaar. De medische vooruitgang is enorm. Toch blijft het hiv-percentage in sommige provincies hoog. Waarom?
‘Cultuur en gedrag spelen een grotere rol dan we soms willen toegeven,’ zegt João. Gendernormen, ongelijkheid, geweld tegen vrouwen: dat zijn allemaal motoren van de epidemie.
Voor Mozambique betekent preventie vooral praten over seks in een samenleving waar taboes over seksualiteit diep geworteld zijn . Dat betekent ook het betrekken van de mensen die echt invloed hebben: leraren, religieuze leiders, traditionele chiefs, lokale politici.
Maar volgens João is preventie vaak het eerste dat sneuvelt als budgetten krimpen: ‘Voorlichting klinkt saai. Pillen zijn tastbaarder. Maar zonder educatie blijven nieuwe infecties komen.’
Brandhaarden langs de grens
Wie hiv wil begrijpen in zuidelijk Afrika, moet bijvoorbeeld naar de grenzen kijken. Letterlijk. Langs de wegen tussen Mozambique, Zuid-Afrika, Zimbabwe en Eswatini ontstaan ‘hotspots’: drukke grensplaatsen waar handel, migratie en sekswerk samenkomen.
‘Veel truckers hebben op elke stop een partner,’ vertelt João. ‘Het is een gewoonte, een vorm van gezelschap. Maar als iemand hiv oploopt bij de grens en 2000 kilometer verder opnieuw stopt, reist het virus met hem mee.’
Hetzelfde geldt voor Mozambikaanse arbeiders in Zuid-Afrikaanse mijnen. De meeste van hen hebben een partner in Zuid-Afrika, waar ze het grootste deel van hun tijd doorbrengen. Als ze daar besmet raken, keren ze terug naar Mozambique en besmetten hun andere partner. Wie hiv-medicatie nodig heeft, krijgt die aan de ene kant van de grens wel, en aan de andere kant niet.
Nederland werkt daarom, samen met de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), aan grensklinieken die medicijnen meegeven aan migranten voor één, twee of drie maanden. ‘Het klinkt simpel, kan echt het verschil maken,’ zegt João. ‘Het vult precies het gat waarin mensen vanwege grenzen tussen twee systemen vallen.’
Bij het project 'Hiv kent geen grenzen' maken mensen die leven met hiv maandverbanden.
Stigma
Naast producten (medicijnen, condooms) en gedrag is er nog een hardnekkiger obstakel: stigma. ‘Het zijn mensen,’ zegt João. ‘Maar hun identiteit of seksuele voorkeur zorgt er vaak voor dat anderen hen als minder zien. Dat maakt ze ziek. Letterlijk. Want ze krijgen geen zorg en blijven de ziekte ook doorgeven.’
Wat Nederland eerder deed en wat nu verandert
Volgens hem is precies daar de Nederlandse bijdrage al jaren onderscheidend. Nederland zag hiv nooit alleen als een medisch probleem, maar als een kwestie van mensenrechten. Iedereen heeft recht op zorg, ongeacht wie je bent. Die benadering heeft de toon en de aanpak in de regio veranderd.
Nederland investeert al lange tijd in programma’s die gelijke behandeling centraal stellen. Dat gaat verder dan financiële steun. Het geeft lokale organisaties de rugdekking die nodig is om op te komen voor groepen die vaak worden uitgesloten van zorg, zoals homoseksuele mannen en drugsgebruikers. ‘De Nederlandse inzet heeft het gesprek geopend,’ zegt João. “Over wie recht heeft op behandeling. Over wie meetelt als burger. Het belang daarvan om hiv uit te bannen is groter dan veel mensen in Nederland beseffen.’
|
In de hiv-aanpak wordt vaak onderscheid gemaakt tussen ‘key populations’ en ‘vulnerable groups’. Het zijn technische termen, maar ze maken duidelijk wie risico loopt en waardoor. Nederland houdt hier bewust rekening mee in de programma’s die het ondersteunt. Key populations zijn groepen die een hoger risico hebben op hiv door hun leefomstandigheden of het werk dat zij doen. Het gaat om sekswerkers, mannen die seks hebben met mannen, transgender personen, drugsgebruikers en mensen in gevangenissen. Vulnerable groups zijn mensen die vooral kwetsbaar worden door ongelijkheid. Meisjes en jonge vrouwen, migranten en mensen met een beperking hebben vaak minder toegang tot informatie, onderwijs of medische hulp. |
Het huidige Nederlandse programma in Mozambique en de SADC-regio richtte zich jarenlang breed op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRHR). Van anticonceptie tot seksuele voorlichting, van abortuszorg tot versterking van zorginstellingen. Hiv was daar onderdeel van, maar nooit het volledige zwaartepunt.
Met het nieuwe programma, dat onder de Nederlandse DSO Focus-instrumenten valt, verandert dat drastisch.
De belangrijkste verschuivingen:
- Hiv wordt het hoofddoel, niet een onderdeel van SRHR.
- De focus komt te liggen op Mozambique, Zuid-Afrika, Eswatini, Zambia, Zimbabwe en Angola.
- Preventie wordt weer het fundament.
- Jonge vrouwen, de zwaarst getroffen groep, worden prioriteit vanwege hun bijzondere risico's.
- De aanpak wordt lokaal, zo dicht mogelijk bij de mensen.
- Key populations (zoals sekswerkers, LHBTIQ+-groepen en mensen die drugs gebruiken) komen centraal te staan.
Of in João’s woorden: ‘Het is hetzelfde gesprek, maar op een andere toonhoogte. Nu gaan we de diepte in.’
Genoeg reden voor hoop
Ondanks alle tekorten blijft João optimistisch. ‘Ik geloof dat we aids tegen 2030 kunnen stoppen als probleem voor de volksgezondheid’, zegt hij. Niet door een wonder, maar door de optelsom van wetenschap, voorlichting, toegang tot zorg en politieke keuzes.
Die hoop komt ook uit Den Haag. ‘Wanneer anderen zich terugtrekken, zegt Nederland juist: wij blijven investeren. Dat maakt verschil. Mensen hier zien dat.’
Jarenlange investeringen en betere behandeling hebben het perspectief veranderd. Het doel is realistisch. Er is nu een duidelijke stip aan de horizon: een land waar hiv niet langer het dagelijks leven bepaalt.
Het gaat niet vanzelf, maar de basis staat stevig. De kennis, de middelen en de netwerken zijn er. En precies daarom is er reden voor optimisme: het grootste deel van het werk is gedaan. Wat overblijft, is afmaken waar zo lang aan is gebouwd.