De weg naar 5%

Ministeries

De NAVO-top in Den Haag draait om scherpe keuzes over onze veiligheid. Eén daarvan springt eruit: een nieuwe defensienorm van 5 procent. Achter dat percentage schuilt een diplomatiek proces met gesprekken op meerdere niveaus tegelijk. In Den Haag, in Brussel, in de wandelgangen en in vergaderzalen. Diplomaten onderhandelen, wegen woorden en zoeken naar wat haalbaar is. 

Vergroot afbeelding
Vergadering van de Noord-Atlantische Raad met de ministers van Buitenlandse Zaken, april 2025. Beeld: NAVO

De NAVO-top komt op een moment waarop de spanningen aan de Europese oostflank hoog zijn. De voortdurende Russische agressie tegen Oekraïne maakt duidelijk dat veiligheid niet vanzelfsprekend is.

Al in 2014 beloofden NAVO-landen om in tien jaar tijd naar 2% bbp aan defensie-uitgaven te groeien. Inmiddels is die lat te laag, voor onze veiligheid is meer nodig. Tijdens de top spreken de bondgenoten over verdere verhoging van de defensiebudgetten en de gezamenlijke opschaling van de defensie-industrie.

De inzet: 5%

Nederland kiest positie. Het kabinet, met brede steun uit het parlement, volgt een nieuwe NAVO-norm: 5% van het bbp voor veiligheid. 3,5% gaat direct naar defensie, 1,5% naar bredere weerbaarheid, zoals infrastructuur en cyberverdediging.

Nederland zit zelf in 2026 op 2,2% (inclusief steun aan Oekraïne) en moet dus ook verder stijgen. De precieze details van een akkoord worden nog onderhandeld. De diplomatie draait op volle toeren.

Wat daar wordt besproken, moet hier kloppen. En omgekeerd.

Meerdere schaakborden

Onderhandelingen beginnen en eindigen zelden in één zaal, zeker niet binnen de NAVO. Neem de nieuwe 5%-norm. Het voorstel is helder op papier: 3,5% voor defensie en 1,5% voor bredere veiligheid. Maar het proces erachter is ingewikkelder. In Brussel onderhandelt de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging met collega’s van andere bondgenoten.

In Den Haag wordt ondertussen gekeken wat mogelijk is, politiek en financieel. Het is eigenlijk schaken op heel veel borden tegelijkertijd:  In Brussel en in Den Haag. En die moeten precies op elkaar aansluiten.

De onderhandelingstafel zelf staat in Brussel, in de Noord-Atlantische Raad en de subcommissies. Maar het team in Den Haag levert de input: wat is haalbaar en hoe kijkt het kabinet hiernaar? Wat daar wordt besproken, moet hier kloppen. En omgekeerd. Brussel heeft het netwerk en gevoel bij het speelveld daar, Den Haag brengt de Nederlandse realiteit in beeld.

Vergroot afbeelding
Ministers van Buitenlandse Zaken van Nederland en Luxemburg, Caspar Veldkamp en Xavier Bettel. Beeld: NAVO

Van 2 naar 5

Continu wordt binnen de NAVO gekeken naar wat er nodig is om onszelf te verdedigen. Dat meer nodig is, is al een tijd duidelijk door de Russische agressie. Veel landen handelen hier zelf al naar, maar er is nog geen gezamenlijke afspraak. Tot de secretaris-generaal Mark Rutte een eerste voorstel voor een nieuwe norm op tafel legt. Dan gaat het hard.

De bondgenoten wisten al langer dat er iets ging komen. Maar pas toen het voorstel concreet werd, begon de machine echt te draaien. Ambtelijke werkgroepen, interne adviezen, scenario’s voor financiering. Tegelijk praten diplomaten in Brussel met hun counterparts: Wat doet jullie parlement? Waar ligt jullie grens?

Diplomatiek werk is zelden zwart-wit.

De top als deadline

Diplomatiek werk is zelden zwart-wit. Soms is er nog geen mandaat, maar moeten landen al inschatten of anderen bereid zijn te bewegen. Anders gebeurt er niets. Het gaat dan niet om formele toezeggingen, maar om verkennen en signalen opvangen. Zo ontstaat langzaam een beeld van wat haalbaar is.

Pas in de laatste weken komt er vaart in. Dan is het ineens rennen. Want de top is niet alleen een moment voor overleg, het is ook een deadline. Het is misschien geen officiële deadline, maar iedereen weet dat je er dan uit moet zijn. Zeker als gastland kun je niet achterblijven.

Na de handtekening

Wat er ook besloten wordt op de top, het werk stopt daar niet. Achter de 5% schuilen vragen. Deels gaan deze beantwoord worden tijdens de top, maar ook veel staat nog open. Hoe geven we bijvoorbeeld precies invulling aan de nieuwe uitgaven? Hoe zorgen we gezamenlijk voor voldoende defensieproductie om het geld aan uit te kunnen geven?

En dat kost tijd. Want een norm is pas echt iets waard als landen het gaan uitvoeren. Daarvoor is een top belangrijk, en het politieke momentum dat daarbij hoort. Maar eigenlijk is het nog maar het begin.